
'Ongrijpbaar verlangen'
olieverf op doek, 60 cm x 120 cm.
Ik ben erg geïnteresseerd geweest in de theorieën van Jacques Lacan en Julia Kristeva over het (onderbewust) waarnemen; het zingeven; de aard van ons verlangen; en de werking van onze fantasie. Mijn enthousiasme voor het psychoanytische gedachtegoed is inmiddels wel gedoofd. Maar dit schilderij is er nog een overblijfsel van.
Onderaan de pagina meer theoretische verdieping, voor wie het interesseerd.

'Ongrijpbaar verlangen'
olieverf op doek, 60 cm x 120 cm.
Ik ben een tijd lang erg geïnteresseerd geweest in de theorieën van Jacques Lacan en Julia Kristeva over het waarnemen, het zingeven, de aard van ons verlangen en de werking van onze fantasie. Mijn enthousiasme voor het psychoanytische gedachtegoed is inmiddels vrijwel uitgedooft. Maar dit schilderij is er nog een overblijfsel van.
Voor wie het interesseert, onderaan de pagina vind je meer theoretische achtergrond *.


* Voor wie het interesseert, hierbij de theoretische achtergrond:
Kristeva en Lacan speculeren dat er een heel primair niveau van waarnemen bestaat. Op dat moment is er nog geen duidelijk onderscheid tussen een waarnemend subject en een waarneembaar object. De mens is nog niet geïndividualiseerd en tóch neemt hij de wereld al waar: hij ervaart de kracht van het 'bovenindividuele leven' (In Lacan's terminologie de "REAL" genaamd). Een nog niet volledig gevormt individu (een non-ego) wordt gefascineerd door een nog niet volledig op zichzelf staand object (een non-object). Het non-ego dreigt zichzelf steeds te verliezen in dat non-object, want hij kent zijn eigen grenzen niet: hij staat nog niet midden in een wereld van afgebakende objecten, maar hij gaat op in een verpletterende hoeveelheid indrukken, kleuren, geuren en geluiden. In deze primaire fase van het waarnmenen, ervaart de mens al het Zijnde als iets overweldigends: een enorme levensintensiteit - opwindend, beloftevol, maar ook destructief. Vanwege de identiteitsverwarring tussen subject en object, wordt het subject immers steeds met identiteitsverlies geconfronteert. Door een duidelijk beeld van de objecten te vormen (bijvoorbeeld door de moedertaal te leren en de wereld in begrippen te ordenen), verliest het non-object zijn dreiging: het subject heeft voortaan duidelijke grenzen waarachter hij zich veilig kan terugtrekken. Vanaf dat moment begint de mens ook waarde toe te kennen aan de wereld van de verschijnselen: onderbewust associeert hij de waarneembare objecten met het gevoel van levensvolheid en belofte dat hem van de primaire waarneming bijblijft. Omdat de mens zich onderbewust het 'bovendindividuele Leven' blijft herinneren, kan hij dus waarde hechten aan de wereld van de verschijnselen. In de verschijnende wereld stemt niets werkelijk overeen met de ervaring van levensvolheid. En daarom is ons verlangen onverzadigbaar en onze fantasie grenzeloos. Volgens Lacan en Kristeva verlangen we er eigenlijk naar om het geïndividualiseerde bestaan op te geven en de doelloze oerlust gewaar te worden. Als defensiestrategie gaan we waarde hechten aan de zichtbare wereld. Volgens Kristeva is dit ook de betekenis van de Perseus mythe: de Griekse held Perseus kan niet rechtstreeks in Medusa’s ogen kijken: haar blik zou hem verstenen. Enkel door haar eerst te representeren in de weerspiegeling van zijn schild, kan hij zijn angst overwinnen. De beeltenis van Medusa geeft hem vervolgens kracht.
De oerervaring van een ondraaglijke levensvolheid en levenslust is dus de krachtbron van elk individueel leven: het is de oorsprong van de beeltenissen en de oorsprong van ons verlangen. Lacan en Kristeva denken het motief achter het maken van beelden gevonden te hebben en tevens ook de kiemkracht van ons verlangen en onze fantasie. Wellicht kunt u zich voorstellen dat het voor een beeldend kuntenaar interessant is om te lezen waarom wij waarde hechten aan representaties en wat er aan de oorsrong van de fatasie ligt. Ik heb daar op mijn manier iets mee willen doen. Dit schilderij gaat over verlangen en de intense, dodelijke fascinatie die aan de oorsprong van het verlangen staat.



*Voor wie het interesseert, hierbij de theoretische achtergrond:
Kristeva en Lacan speculeren dat er een heel primair niveau van waarnemen bestaat. Er is op dat moment nog geen duidelijk onderscheid tussen een waarnemend subject en een waarneembaar object. De mens is nog niet geïndividualiseerd en tóch neemt hij de wereld al waar: Een nog niet volledig gevormt individu (een non-ego) wordt gefascineerd door een nog niet volledig op zichzelf staand object (een non-object). Het non-ego dreigt zichzelf steeds te verliezen in dat non-object, want hij kent zijn eigen grenzen niet: hij staat nog niet midden in een wereld van afgebakende objecten, maar hij gaat op in een verpletterende hoeveelheid indrukken, kleuren, geuren en geluiden. Hij ervaart de kracht van het 'bovenindividuele leven' (In Lacan's terminologie de "REAL" genaamd). In deze primaire fase van het waarnemen, ervaart de mens al het Zijnde als iets overweldigends: een enorme levensintensiteit - opwindend, beloftevol, maar ook destructief. Vanwege de identiteitsverwarring tussen subject en object, wordt het subject immers steeds met identiteitsverlies bedreigd. Door zich een duidelijk beeld van de objecten te vormen (bijvoorbeeld door de moedertaal te leren en de wereld in begrippen te ordenen), verliest het non-object zijn dreiging. Het subject ziet het object niet langer als een uitvloeisel van zichzelf. Voortaan heeft het subject duidelijke grenzen waarachter hij zich veilig kan terugtrekken. Maar hij behoudt een vage herinnering aan dat overweldigende gevoel van belofte. Dit helpt hem om waarde toe te kennen aan de wereld van de verschijnselen: onderbewust associeert hij de waarneembare objecten met het gevoel van belofte en betekenis dat hem van de primaire waarneming bijblijft. Omdat de mens zich onderbewust het 'bovendindividuele Leven' blijft herinneren, kan hij dus waarde hechten aan de wereld van de verschijnselen. In de verschijnende wereld stemt niets werkelijk overeen met de ervaring van levensvolheid, belofte en absolute betekenis. En daarom is ons verlangen onverzadigbaar en onze fantasie grenzeloos. Volgens Lacan en Kristeva verlangen we er eigenlijk naar om het geïndividualiseerde bestaan op te geven en de doelloze oerlust gewaar te worden. Als defensiestrategie gaan we waarde hechten aan de zichtbare wereld. Volgens Kristeva is dit ook de betekenis van de Perseus mythe: de Griekse held Perseus kan niet rechtstreeks in Medusa’s ogen kijken: haar blik zou hem verstenen. Enkel door haar eerst te representeren in de weerspiegeling van zijn schild, kan hij zijn angst overwinnen. De beeltenis van Medusa geeft hem vervolgens kracht. Zo is de oerervaring van een ondraaglijke levensvolheid en levenslust de krachtbron van elk individueel leven: het is de oorsprong van de beeltenissen en de oorsprong van ons verlangen. Lacan en Kristeva denken het motief achter het maken van beelden gevonden te hebben en tevens ook de kiemkracht van ons verlangen en onze fantasie. Je zult begrijpen dat het voor een beeldend kunstenaar interessant is om te lezen waarom wij waarde hechten aan representaties en wat er aan de oorsprong van de fantasie ligt. Ik heb daar op mijn manier iets mee willen doen. Dit schilderij gaat over verlangen en de intense, dodelijke fascinatie die aan de oorsprong van het verlangen staat.